Tussenuit

In een klein Waals dorpje met een klaterend beekje en wat loslopende kippen op het dorpsplein, parkeer ik me even langs het drukke bestaan.

De inwoners zetten het begrip onthaasten nogal fanatiek om in de praktijk. Alsof ze met hun laatste energie op zoek zijn naar een oplaadpunt, strompelen en slenteren ze door de smalle straatjes, soms steun zoekend bij de overhellende voorgevels. Sommige oudere mannen zijn vergroeid met de gerolde sigaret in hun mondhoek en kruipen in hun schulp onder hun

te grote pet. Het enige museum in dit door God verlaten land verzamelt volgens het infobord een unieke kijk op de zeldzame fauna en flora die waarschijnlijk bij gebrek aan beter weten geen nog altijd andere oorden heeft opgezocht. Binnen stoot ik op tientallen opgezette dieren, van vogels tot zelfs een vos, die voor een kartonnen decor lieflijke natuurtaferelen uitbeelden. In mijn ooghoek lijk ik zelfs even een menselijk exemplaar achter glas te zien, maar het blijkt bij nader inzien de ingedommelde loketbediende. Nog zeldzamer dan de tentoongestelde dieren zijn immers de toeristen die ernaar komen kijken, bedenk ik me. Het enige wat hier lijkt te leven, zijn de talrijke spinnen die hun web bevestigden aan de snavel van de ooievaar of tussen de opgevulde oren van een Ardeense Haas. Plots word ik aangestaard door een hert met een droevige blik die moet versteend zijn vlak voor het fatale nekschot van een jager die plots om de hoek kwam. De ontwaakte medewerker tikt me op mijn schoudervulling en herinnert me eraan dat ik nog tien euro inkom moet betalen. Ik los mijn schuld in, hoewel ik al sinds het binnenkomen vooral onderweg was naar de uitgang.

 

Reactie schrijven

Commentaren: 0